Ook in 1925, als er in Nederland massaal gemahjongd wordt, beschouwt de vaderlandse pers het gezelschapsspel nog steeds als een idiotie, gespeeld door idioten.
De Dameskroniek van 3 januari 1925 wijdt een lang artikel aan het oosterse gezelschapspel en publiceert daarbij foto’s van de beroemde operette diva Ossi Oswalda, die ook bevangen is door de mahjongkoorts.
Het Spel van de duizend Wonderen.
Uit het verre Oosten kwam het.. .. en bracht een geschiedenis mee, die honderden, waarschijnlijk zelfs duizenden jaren oud is.
Wat oud, wat heel, héél oud is en bovendien uit het land van de opgaande zon komt, , dat heeft iets eigenaardigs over zich …. een vreemde bekoring…. een geheimzinnige aantrekkingskracht.
Tegen het einde van de Middeleeuwen, omstreeks het jaar 1270, trok een koopmanszoon uit Venetië met zijn vader en diens vriend de zon tegemoet. Kublai Khan, de machtige heerscher in het oosten van Mongolië, nam den jonge Europeaan in zijn dienst en gaf hem de opdracht te reizen naar het westen van het Hemelsche Rijk en er zeden en gewoonten der bewoners te bestudeeren, hun taal en hun godsdienst, hun staatsinrichting en de organisatie van het leger.
Tientallen jaren later keerde Marco Polo, de jonge ontdekkingsreiziger, in zijn geboorteplaats terug en toen de burgers van Venetië hem herkend hadden, bracht hij een omstandig verslag uit van zijn avonturen. Wat verwonderde oogen zetten de Italiaansche burgers, toen zij hoorden van den grooten keizer: hoe hij op de jacht gaat, gezeten in een draagstoel, die luxueus is als een woonvertrek, door vier sterke olifanten getorst. Nu en dan waarschuwen de edele mandarijnen, die den heerscher begeleiden: “Majesteit, daar gaan de kraanvogels”. Dan slaat Kublai Khan een kostbare tijgervacht opzij, opent het gouden dak van zijn draagstoel en laat een van de uitgelezen jachtvalken, die naast hem rijden,op de kraanvogels los ….
Zoo vertelde Marco Polo. En als een glimlach op het gezicht van zijn toehoorders ongeloovigheid verried, toonde hij hen, als bewijs,de vreemde kostbaarheden, de zeldzame kleinoodiën, die hij van zijn reis had meegebracht.
Toen in onze gouden eeuw, de republiek der Vereenigde Nederlanden een levendig handelsverkeer met China onderhield, smulden Trui en Marie, Jan en Barend bij vaders thuiskomst van de verhalen over diens laatste zeereis en de Sineeskens, die een langen staart droegen achter op hun hoofd. En, aan het eind van zijn historie zette de oude zeeman een geheimzinnig gezicht, dat niemand, noch vrouw, noch kinderen recht begreep, zocht een sleutel, maakte de groote, houten schipperskist los, en daar werd bedachtzaam en voorzichtig te voorschijn gehaald, een porceleinen kop en schotel,een grillig speksteenpoppetje of zoo’n ander Chineesch curiositeitje, die tegenwoordig voor kostbare bedragen door antiquairs te koop worden geboden en waarvan het bezit een privilege is, benijd door minder bevoorrechten.
…. Dat is de wondere bekoring van het groote, verre land achter den vervallen Muur, die eens woeste barbaren horden moest keeren. De geheimzinnige attractie, die uitgaat van alles, wat uit China komt.
Na de wonderverhalen, die een onbestemd landje [??] deden vermoeden in den nacht der .Middeleeuwen: na het Chineesch porcelein, de Chineesche thee, Chineesche speksteen[??] ; na de stijgende belangstelling voor Chinesche litteratuur, religie, moraal: …. Mah-Jongg.
Eenige jaren geleden ging een Engelsch reiziger, die van Bombay naar Marseille stoomde en op die terugreis een paar exemplaren van een Chineesch spel had meegenomen, een weddenschap aan – als Engelsen zich vervelen, beginnen zij te wedden – met drie whistgenooten aan boord, dat hij kon bewerken, dat vóór Marseille op het gehele schip nog maar één spel gespeeld zou worden.
Hij won de weddenschap glansrijk. Drie van de vijf voorhanden exemplaren namen de vroegere whist-enthousiastelingen mee. Tachtig nieuwe werden, direct na aankomst in Marseille, uit China naar Londen besteld. Zoo deed het Oostersche gezelschapsspel zijn intrede in Engeland.
De Amerikanen vervielen, kort, nadat MahJong bij hen was geïntroduceerd, tot een ware manie. Er bestond geen ander spel meer van New-York tot San-Francisco en degenen, die met lessen in Boston-Whist en Bridge tot dusver hun levensonderhoud hadden verdiend, wierpen zich, wijselijk, met ijver op Babcock’s Mah-Jong-spelregels.
Een paar maanden geleden maakte de New York Society’s Park Avenue fair bekend, dat twaalf Chineezen een week lang het beroemd geworden spel zouden demonstreeren, Na de eerste middag keken de beleefde Oosterlingen elkaar beduusd aan. Zij moesten het werk staken: hun voorraad was uitverkocht.
En dien avond waren er geen honderd gezinnen in New Vork, waar het niet klonk van: .Pong” en “Kong”, van “Tsjau” en “Mah-Jong” .
Een woeste race begon van vertegenwoordigers der groote Amerikaansche magazijnen naar liet land, dat een onuitputtelijke bron scheen van nieuwe exemplaren. Het resultaat van dien raid was, dat weldra schaarste kwam in het artikel. Op den duur zullen wij lezen, dat de Nieuwe Wereld in het groot Mah-Jong-spelen gaat vervaardigen voor export naar …. China.
Het Amerikaansche departement van handel publiceerde korten tijd geleden een typeerend bericht : Gebleken is, dat groote voorraden been uit Chicago en Kansas City naar China worden vervoerd en langs de zelfde route naar Amerika terugkeeren, na te zijn beschilderd met roode en groene draken, teekens -en bamboes, winden en seizoenen.
Dat zijn de verschillende figuren, die, meer of minder fraai uitgevoerd, voorkomen op de ivoren, respectievelijk houten blokjes. De voorschriften voor het hanteeren van die rechthoekige plakjes been of bamboe met ivoor, de beteekenis van de mysterieuze karakters, die erop zijn aangebracht, dat alles lijkt den beginner lastig en ingewikkeld. Zooals J. P. Babcock de spelregels heeft opgegeven, die bij ieder “Europeesch” MahJong-spel zijn ingesloten, blijkt echter de eenige moeilijkheid in de vrij gecompliceerde “tariefwetten” te liggen. Wie de puntentelling in zijn hoofd heeft, zal weinig inspanning meer noodig hebben om zonder fouten – dat wil zeggen: zoo economisch mogelijk – te spelen.
Zelfs wordt, nu de eerste roes van het nieuwe voorbij is, niet zelden de klacht gehoord: op den duur is het toch een oppervlakkig kansspelletje” .
Wat wij kennen, is dan ook niet het echte, moeilijke Mah-Jong-spel van de Chineezen. Dààrvan vertelt de heer Babcock:
“Mah-Jong heeft zich waarschijnlijk uit verschillende oud-Chineesche kaartspelen ontwikkeld. In het begin bouwde men geen muur, maar nam iedere speler zijn steenen van het middenveld op. Dat schijnt soms aanleiding tot fraude te hebben gegeven; daarom voerde men den muur en het werpen met dobbelsteenen in. Zooals het spel nu is, geeft het veel minder dan de meeste andere gelegenheid tot bedriegen.”
Dit argument schijnt Babcock een groote propaganda voor Mah-Jong te vinden.
“De Chinees leert de regels al in zijn kinderjaren, een geschreven reglement heeft hij dus niet noodig. Gevolg is, dat in de verschillende provincies van het uitgestrekte rijk belangrijke verschillen in de wijze van spelen bestaan.
“Mijn bedoeling is geweest, bij de Europeanen een spel in te voeren, dat veel van de interessante vormen biedt, die het eerwaardige Chineesche spel bezit, maar zoodanig vereenvoudigd, dat het zich in een aantal geschreven regels makkelijk liet opteekenen.
“ln 1920 heb ik Arabische cijfers en Latijnsche letters op de steenen laten zetten. In hetzelfde jaar verschenen mijn “Rules for Mah-Jongg”, die het product waren van een lange en nauwgezette studie.”
Maar niet alleen spelen de Chineezen het Mah-Jong-spel anders dan wij: zij spélen het ook anders. Als echte Aziaten zitten zij onbeweeglijk rond de tafel, vertrekken nauwelijks een spier van hun tanige gezichten terwijl de vingertoppen met de zekerheid val een automaat de blokjes betasten en in hun hersens vliegensvlug berekeningen en combinaties worden gemaakt.
Dikwijls, als men een Chineesche woning binnengaat, hoort men in de stilte het snelle klapperen van de stukken – een opwindend getik met tusschenpoozen van niet meer dan een paar seconden. Dàt is het fascinerende van dit exotische spel: het onbegrijpelijk vlugge tempo, waarin het moet worden uitgevoerd.
De bloemrijke taal van het Oosten bedacht dichterlijke namen voor fantastische combinaties, die gemaakt kunnen worden.
Daar is de “hemel”- en “aardewinst”: als respectievelijk Oost of een andere windstreek met den eersten opgenomen steen Mah-Jong maakt. Er is het “Spel van de negen lantaarns”, dat in China alleen bij vrouwen in trek is en waarbij men een serie tracht te maken van drie eenen, drie negens, twee tot en met acht als een tsjau van zeven stuks er tusschen en nog een willekeurigen steen als veertiende.
“De drie groote geleerden”; dat zijn drie pongs of kongs van draken met twee sluitsteenen. En het “Spel van de vier vreugden” bestaat uit vier groepen van winden.
Weet ge, wat “de begraven schat” is? Een partij van niets dan kongs en pongs, die heelemaal in de hand is, dus niet op tafel. Kent ge “de dertien eenige wonderen”? Dat is een combinatie van alle steen en met bijzondere waarde: van bamboe-één en bamboe-negen, teeken-één en teeken-negen, cirkel-één en cirkel-negen, bovendien nog drie draken, drie winden en twee sluitsteenen.
Meen echter niet, als gij deze enkele benamingen hebt onthouden, het echte Chineesche Mah-Jong te kennen! Dat volkomen te beheerschen, is ons, Westerlingen, niet gegeven. Het spel is het spel van de duizend wonderen en- die Chineesche wonderen zijn nationalistisch van natuur: zij weigeren, zich te vertoonen buiten de ruïnes en fragmenten van den ouden Muur, die kronkelt door steppen en woestijnen ….
JOOP NAHUYS
Met dank aan Jac. D. van Niehoff, IJsselstein
Het Amersfoortsch Dagblad van 31 januari 1925 plaatst een bespreking van het Spelregelboekje van Babcock.
Nieuwe uitgaven
Babcock’s spelregels voor Mah-Jongg
Uitg. v Holkema en Warendorf, Amsterdam
Mah Jongg is een spel dat tegenwoordig opgang maakt en ook in ons land druk wordt gespeeld. Dankzij de goedkoopere kaarten-uitgaaf is het onder veler bereik gekomen en wie er eenmaal aan begonnen is, wordt er zoo door ingenomen dat menig uurtje aan Mah Jongg wordt besteed.
En geen wonder, het is een afwisselend, interessant en vaak in hooge mate enerverend spel, dat bij jong en oud zeer in den smaak valt. Het is echter een nog al ingewikkeld spel en om alles te weten, wat er al zoo bij te pas komt, is een handleiding wel noodig. Voor de Mah-Jongg spelers is de Nederlandsche bewerking van Babcock’s spelregels dan ook een verheugende gebeurtenis.
In dit boekje toch wordt een duidelijke verklaring van het spel gegeven, terwijl de spelregels en de verschillende mogelijkheden welke zich er bij voordoen op heldere wijze worden uiteengezet. Deze handleiding leidt ons dan ook pas goed in “het Chineesche spel der duizend wonderen” en maakt niet alleen meer en meer gaan waardeeren, maar doet ook zien, dat andere regels gespeeld, het spel buitengewoon aan interesse wint.
Met dank aan Adrie van Geffen, Rotterdam.
Ook in Nederlandsch Indië wordt volop gemahjongd door de Nederlandse kolonie. In de Nederlandstalige Sumatra Post van 28 april 1925 wordt geadverteerd met mah-jongg spelen voor (zeker nu) aantrekkelijke prijzen.
De advertentie is geplaatst door kantoorboekhandel Varekamp & Co in Medan, hoofdstad van het eiland Sumatra. Het is een in koloniale kringen bekende zaak, waar je ook terecht kan voor de graag gelezen Sumatra Post.
Het Vaderland van 12 augustus 1925 citeert een Britse courant dat één van de Chinese krijgsheren een Japanse diplomaat drie dagen laat wachten, omdat hij bezig is met een partijtje mahjong.
TSJANG TSO LIN SPEELT MAHJONG
De Dailv Express weet te vertellen, dat de groote hartstocht van Tsjang Tso Lin, den vroegeren rooverhoofdman. thans heerscher van Moekden, en gouverneur-generaal van Mantsjoerije, het Mah-jongspel is. Bij het uitbreken der onlusten tegen de vreemdelingen in Juni jl. begaf de geleerde Japansene professor Ku zich naar Tientsin om zich ter beschikking van Tsang Tso Lin te stellen en hem met zijn raad bij te staan. De secretaris van den grooten generaal deelde aan den bezoeker mee, dat de maarschalk Mah-jong speelde! Drie dagen later was de partij nog niet afgeloopen en professor Ku protesteerde. Tsjang liet hem toen de helft brengen van het geld. dat hij bij het spel gewonnen had. Het verhaal zegt niet hoe de geleerde de beleediging opvatte, doch hij vertrok onmiddellijk weer naar Japan en verklaarde, dat de maarschalk zijn plicht verwaarloosde!
Redactie: Tsjang Tso Lin (ook wel Zhang Zuolin) (1873-1928) was een van de krijgsheren die China aan het begin van de twintigste eeuw onder zich hadden verdeeld.
Het Handelsblad van 6 november 1925 meldt het eerste openbare mahjongtoernooi van Nederland:
Ter gelegenheid van haar eerste jaarfeest organiseert de Amsterdamse mahjongclub op zaterdag 14 november a.s. een openbare mahjongwedstrijd in de twee zalen van het Americain Hotel.
Dit zal de eerste openbare wedstrijd zijn in ons land in navolging van verschillende van zulke drives, welke in het buitenland zoveel succes hebben gehad.
Niet-leden kunnen hierover inlichtingen aanvragen bij den heer C.J. Pieters, Ceintuurbaan 304 of telefonisch van 10 – 5 uur 40676 en ’s avonds 24334 Ook zal het bestuur woensdagavond in het clublokaal café Neuf, Kalverstraat 41 gaarne alle inlichtingen verstrekken.
De wedstrijden zullen door een soirée variée gevolgd worden.
Met dank aan Jac. D. van Niehoff, IJsselstein.