Je ruikt nog de sigaren die Pa en Ma rookten

Fred Koster is blij dat ze eindelijk weer het spel heeft dat haar vader ooit meebracht uit het verre China:

Fred Koster toont het mahjongspel van haar vader dat ze eindelijk in haar bezit heeft gekregen.

Fred Koster toont het mahjongspel van haar vader dat ze eindelijk in haar bezit heeft gekregen.

Ik heb het terug, het mahjongspel dat eens van mijn vader was! En het is adembenemend mooi, tenminste dat vind ik. M’n vader heeft het ver voor de oorlog uit China meegebracht. Neef Hugo, die het had en die het nu aan mij gegeven heeft, heeft het een beetje stiefvaderlijk behandeld. Het heeft heel vochtig gestaan en het kistje met laatjes is wat uitgeslagen en sommige stenen hebben een grijswaas. In mijn herinnering was het kistje nog mooier. De vier dobbelsteentjes zitten in een heel klein bamboe doosje met een schuifdekseltje en de windschijfjes zijn van been in een benen kokertje. De fiches zitten nog steeds in dat oude, inmiddels geroeste, blikken blauwe doosje van pijptabak van Pa.

Toen hij het spel kocht, woonden we in Soerabaya. Hij voer op een boot met allemaal Chinezen. Dat waren goede, harde werkers, maar zodra ze vrij hadden speelden ze mahjong. Chinezen zijn van huis uit enorme gokkers en ze verspeelden vaak hun hele loon bij het mahjongen. Ze kregen hun loon uitgekeerd in de havens, waar de scheepvaartmaatschappijen een kantoor hadden. Het loon werd in keurige zakjes aan boord gebracht. Als het schip zijn thuishaven aandeed, durfden de Chinezen vaak niet van boord omdat ze geen cent meer hadden om aan moeder de vrouw te geven. Van hen heeft Pa het spel geleerd. In Soerabaya werd het iedere week gespeeld met tante Lenie en oom Ies, die schuin tegenover ons woonden. Dat spel is verloren gegaan toen we geïnterneerd werden. Het is niet het eerste wat je pakt als je alleen mag meenemen wat je kunt dragen.

Mahjongende zeelui aan boord van hun  schip. Er werd soms veel geld verloren.

Mahjongende zeelui aan boord van hun
schip. Er werd soms veel geld verloren.

In 1946 ben ik in Nederland gekomen. Daar bevond zich dit spel al. Dat had mijn vader in China gekocht om er in Holland mee te spelen, als ze daar met verlof waren. We gingen in Haarlem wonen. Daar speelden ze het iedere zaterdagavond met tante Zus, de zuster van m’n vader, en haar man, oom Leen, de ene keer bij ons, de andere keer bij hen. Hoewel het spel van ons was, stond het altijd daar. Ze hadden zo’n hekel om het spel steeds heen en weer te slepen, dat m’n vader nog een spel heeft gekocht, dat altijd bij ons heeft gestaan. Ze speelden om geld. Dat ging in een pot en daarvan gingen ze dan smörgasbord eten in Zweeds restaurant, achter het station. Ze hebben jaren gespeeld, totdat oom Leen en tante Zus kort na elkaar overleden.

Neef Klaas, de zoon van Leen en Zus, en zijn vrouw, Eline, hebben hun plaats ingenomen en toen mijn vader overleed ben ik in zijn plaats gekomen. Maar de vaste mahjongavond hield op toen ik buiten Haarlem ging wonen. Het spel bleef bij Klaas en Eline. We speelden alleen nog als het zo uitkwam. Toen mijn moeder naar Epe verhuisde, bleven Klaas en Eline haar trouw. Ze gingen regelmatig een week in een hotel in Epe, vlak bij mijn moeder, en dan werd er weer vrolijk mahjong gespeeld.

Toen mijn moeder overleed, is het spel naar de kleinzoon van tante Zus gegaan. Maar die deed er niks mee. Dat vond ik verschrikkelijk. Eline heeft er een beetje voor gezorgd dat ik het terug kreeg. Ik heb een en ander een beetje geschoond, de spinnenpoepjes eraf en de grijze waas. Het spel heeft voor mij veel herinneringen. Als je goed ruikt, ruik je nog de sigarenrook. Mijn vader en mijn moeder rookten allebei stevige sigaren.”